Elfhonderd bomen voor domie
|

Elfhonderd bomen voor Domie

In 1947 schreef Johanna Ader-Appels de roman ‘Een Groninger pastorie in de storm’ over de dramatische gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog in Nieuw-Beerta. In november verscheen ‘Oorlogen & oceanen’ met het vervolg van de familiegeschiedenis, geschreven door haar zoon Erik Ader. Erik de Graaf las beide boeken, sprak in Usquert met Erik Ader en struinde rond in Nieuw-Beerta en Drieborg (2021).

Een Groninger pastorie in de storm

In september 1938 reisde 32-jarige Johanna Ader-Appels met de trein van Amsterdam naar Nieuwerschans. Onderweg zag ze overal vlaggen, erebogen en oranje lampions. Nederland vierde het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Een vrije dinsdagmiddag gaf haar de gelegenheid om naar het uiterste noordoosten van het land te reizen. In Nieuwerschans werd ze opgewacht door een ouderling van de kerk in Nieuw-Beerta, waar haar man Bastiaan Jan Ader binnenkort predikant zou worden. De domineesvrouw moest maar een keer komen om haar wensen voor het opknappen van de oude pastorie aan te geven, vond de kerkenraad. De keuken moest blauw worden geschilderd. Dat vonden ze maar vreemd in Nieuw-Beerta, maar het gebeurde wel. ’s Avonds reisde Johanna Ader weer terug naar de hoofdstad.

Kort daarop verhuisden de Aders van Amsterdam naar Nieuw-Beerta. Het contrast kon bijna niet groter. Tegenover de kerk betrokken ze de oude pastorie met een weids uitzicht over de velden tot ver in Duitsland. Met hun rotsvaste Godsvertrouwen probeerden ze het christelijk geloof weer wat op te porren in het ontkerkelijkte Oost-Groningen met zijn scherpe sociale tegenstellingen. Snel raakten ze verknocht aan de streek en zijn bewoners. Maar aan de landelijke idylle kwam een eind toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. In de zomer van 1942 kwamen de eerste joodse onderduikers in de pastorie wonen. Steeds meer kwamen er naar Nieuw-Beerta, soms voor tijdelijk en soms voor vast. De kerkenraad werkte mee en lang leek er geen vuiltje aan de lucht. “Onze Pastorie was als een Groninger, die op z’n onbewogen gezicht niet laat aflezen wat in zijn hart omgaat”, schreef Johanna Ader later in haar roman Een Groninger pastorie in de storm. Lang ging het goed, maar na twee jaar werden de onderduikers verraden door een NSB’er uit het dorp. Ze konden nog net in veiligheid worden gebracht en de Duitsers stormden een lege pastorie binnen.
Domie, zoals dominee Ader op zijn Gronings werd genoemd, moest nu zelf onderduiken. Met valse identiteitspapieren kwam hij al snel weer boven als landbouwkundig ingenieur Van Zaanen. Moeder Ader bleef met de 2-jarige Bas Jan achter in Nieuw-Beerta. Met een tweede kind op komst.

Dominee Ader raakte steeds nauwer betrokken bij het landelijk verzet. Honderden joden bracht hij in veiligheid op onderduikadressen in het hele land. Ook bereidde hij een plan voor om met leger aan verzetsmannen honderden Joden uit Kamp Westerbork te bevrijden. Tussen Nieuwerschans en Winschoten moest een spoorbrug worden gesaboteerd om de treinen van Westerbork naar Auschwitz te stoppen. Tot uitvoering wamen de plannen niet, omdat Domie in juli 1944 tegen de lamp liep. Hij werd verraden door een in het verzet geïnfiltreerde politieagent.
De sterren stonden slecht voor de 34-jarige dominee. Bij verhoren liet hij niets los, ondanks mishandelingen die dat tot gevolg had. Er werden brieven de gevangenis in en uit gesmokkeld door het verzet. De hoop op een goede afloop groeide, lees je daarin, maar de momenten van twijfel bleven. Mocht hij de oorlog niet overleven, schreef hij zijn vrouw in een sombere bui, dan hoopte hij dat zij hun werk in Oost-Groningen zou voortzetten. Het bleek een vooruitziende blik. Op 20 november 1944 werd Domie met vijf andere verzetslieden bij Veenendaal gefusilleerd als represaille voor een schietpartij tussen het verzet en een Duitse officier. Het bericht van de geboorte van zijn tweede zoon had Domie niet meer bereikt.

Boekomslag Een Groninger pastorie in de storm

Een schreeuw om recht

Op een druilerige novembermiddag fietste ik van Nieuwerschans naar Nieuw-Beerta, langs immense boerderijen en kleine landarbeidershuizen. Op de Kerkhoflaan haalde ik de sleutel van het dorpskerkje op. Andrea van Wieringen leidde me rond. Ze heeft nog bij een zoon van de Aders op het gymnasium gezeten, vertelde ze. Dominee Ader en zijn vrouw zijn nog lang niet vergeten in Nieuw-Beerta. Naast de preekstoel pronkt een plaquette ter herinnering aan ds. B.J. Ader, achterin de kerk hangt zijn portret en dat van zijn vrouw. Buiten de kerk staat een bordje met een gedicht, dat Domie kort voor zijn dood in de gevangenis schreef.

’t Is niet om mij dat ik die muren uit wil duwen,
Naar ruimte hijg en schreeuw om recht!
‘k Weet mij verward in een onmeedogend kluwen
En ken het deel dat mij wordt toegelegd.

’t Is niet om mij: ‘k heb fel en taai gestreden,
Bij dag noch nacht begeerd naar rust;
‘k Heb in het lijden der gedoemden meegeleden
En vaar nu heen naar verre, lichte kust.

Maar ‘k moet nog zoveel diepe dingen zeggen
Aan haar die altijd op mij wacht;
Ik moet een kindje in zijn bedje leggen
En kussen het een zacht goe-nacht!

Na de bevrijding wijdde Johanna Ader zich aan de droom, die Domie haar in zijn brieven uit de gevangenis stuurde. Ze bleef met haar zonen Bas Jan en Erik in Oost-Groningen. Eerst nog even in Nieuw-Beerta, later een paar kilometer noordelijker in Drieborg. Daar zette ze het pastorale werk van haar man voort. Van een erfenis, de opbrengsten van haar roman en van lezingen in binnen- en buitenland bouwde ze in 1947 een huis in Drieborg met een leerkamer voor de evangelisatie van haar dorpsgenoten. Het werd de centrale plek in het landarbeidersdorp. Er vonden zowel kerkelijke als niet-kerkelijke bijeenkomsten plaatsen: van catechisatie en zondagsschool tot handwerkclub en filmvoorstellingen. Onder bezielende leiding van Johanna Ader.

Pastorie in Drieborg
Elfhonderd bomen voor domie

Oorlogen & oceanen

In Drieborg groeiden de kinderen op. Met een weids uitzicht over de velden. Aan de rand van de Kroonpolder en op een paar minuten fietsen van het uiterste noordoosten van Nederland. De broers dwaalden door de polders en over de Dollard. Erik Ader herinnert zich hoe hij als kleine jongen kopje-onder door een geul liep toen het water te hoog voor hem was. Ze voeren uit met garnalenvissers en leerden zeilen bij Nieuwe Statenzijl. Vlegeljaren noemt Ader het, maar het waren ook vormende jaren. De liefde voor de grote, open ruimte ontstond in Drieborg. Zee, land, horizon: het was het ingeprente materiaal dat hij nooit weer kwijtraakte. “Ik deed als diplomaat vergelijkend onderzoek in heel veel landen, maar constateerde dat het nergens zo mooi was als in Groningen”. Niet voor niets is hij na zijn pensioen naar Groningen teruggekeerd.

In zijn boek Oorlogen & oceanen beschrijft Erik Ader driekwart eeuw na het boek van zijn moeder nog eens de familiegeschiedenis. De oorlog van zijn ouders, maar ook de oorlogen die Ader in zijn lange diplomatieke carrière in het Midden-Oosten, Peru of Vietnam meemaakte. En de oceanen, die door de broers werden bevaren. Als vissers, zeelui of als kunstenaar. In het kader van zijn kunstproject In Search of the Miraculous maakte Bas Jan Ader in 1975 een solo-zeiltocht over de Atlantische Oceaan, van Amerika naar Europa. Het artistieke resultaat zou na aankomst worden gepresenteerd in het Groninger Museum. Tot die tentoonstelling kwam het niet. Alleen de zeilboot kwam in Europa aan. De kunstenaar werd nooit teruggevonden. Een paar jaar later zeilde Erik Ader mee op de zeilwedstrijd rond de wereld, de Whitbread Round the World Race. Een groot avontuur, maar tegelijkertijd een zoektocht naar de drijfveren van zijn broer. 

Na de dood van Johanna Ader-Appels in 1994 vond Erik Ader bij het uitruimen van het huis in Drieborg brieven en manuscripten van zijn vader. Daaronder een uitgebreid verslag van zijn fietstocht naar Jeruzalem in 1936. Een krankzinnige onderneming volgens de zoon. Dwars door Nazi-Duitsland en door een onrustig Midden-Europa trapte hij naar Turkije en vervolgens via Syrië en Libanon naar het Beloofde Land. Onderweg ziet de eenzame fietser het onheil van een grote oorlog naderen. Thuisgekomen probeerde hij zijn vrouw over te halen om in Cairo voor een zendingskerk te gaan werken of naar de Verenigde Staten te emigreren. Uiteindelijk werd het dus Nieuw-Beerta.

Dertig jaar na zijn vader reisde Erik Ader over land zijn vader achterna. Niet op de fiets, maar liftend. Onderweg door Jordanië, Libanon en Syrië (hij komt door nog onbeschadigde steden als Beiroet, Palmyra, Homs en Aleppo) raakt hij onder de indruk van de verhalen over het onrecht in het Midden-Oosten. In Jordanië bezocht hij een vluchtelingenkamp, waar tienduizenden Palestijnen dicht opeengepakt leefden zonder hoop op terugkeer naar hun huizen, akkers en boomgaarden in door Israël bezet gebied. Ader voelde eerste scheuren in zijn Israëlbeeld ontstaan, schrijft hij. In Israël bezocht hij verschillende keren het Ds. Aderbos, dat in de jaren vijftig ter herinnering aan de heldendaden van zijn vader was geplant. De schok was groot toen hij ontdekte dat voor het aangeplante naaldbomenbos een olijfboomgaard en een Palestijns dorp waren vernietigd. De bewoners waren verdreven. De sporen van het Palestijnse verleden werden weggewist met elfhonderd bomen. Het Midden-Oosten werd een rode draad in het diplomatieke werk van Erik Ader. Als zoon was hij gedreven om het onrecht van het naaldbomenbos voor zijn vader te compenseren: in 2016 plantte hij elfhonderd olijfbomen bij een Palestijns dorp. Rechtvaardigheidsgevoel en verzet zitten in de genen.

Ds. B.J. Aderstraat

Van Nieuw-Beerta fietste ik op die grijze novemberdag naar Drieborg. Het huis van mevrouw Ader is tegenwoordig eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken. Sinds driekwart jaar woont er zelfs weer een dominee. Het levenswerk van Johanna Ader wordt voortgezet. Ten noorden van het huis loopt de Ds. B.J. Aderstraat. Aan het eind is een t-splitsing met de Luppo Stekstraat. Ook de communistische verzetsstrijders worden geëerd in Drieborg. Bij Nieuwe Statenzijl kijk ik nog even over de Dollard. Het is grijs en mistig. Langs de Westerwoldse Aa rijd ik naar Nieuwerschans. De trein naar Groningen is tot mijn verrassing naar Bastiaan Jan Ader genoemd. Treffender kan het niet na mijn uitstapje naar zijn Groninger pastorie. Op het Hoofdstation hoef ik niet over te stappen op de trein naar Amsterdam, zoals Johanna Ader 82 jaar geleden. Voor mij staat hier de Marianne Timmer klaar om me naar Warffum te brengen. En terug naar de realiteit.

Erik de Graaf

Dit artikel verscheen eerder in: Blad voor Noord-Groningen (nummer 19, februari/maart 2021) 4-8

Vergelijkbare berichten