Praag 1968 en de idealen van een Oost-Duitse generatie
Geen demonstraties, geen stakingen en geen verbeelding aan de macht, zoals in Parijs, West-Berlijn of Praag. In Oost-Duitsland bleef het vrij rustig in 1968, zelfs op de dag dat de Praagse Lente door troepen van het Warschau Pact bloedig werd neergeslagen. Toch werd het jaar een trauma voor een Oost-Duitse generatie, die haar hoop op een socialisme met een menselijk gezicht vernietigd zag worden. De idealen van 1968 leefden echter voort in de jaren zeventig en tachtig. Niet voor niets wordt de vreedzame omwenteling van 1989 wel de revolutie van de veertigjarigen genoemd.
Al in de eerste helft van de jaren zestig werd de Oost-Duitse communistische partij, de Socialistische Eenheidspartij Duitsland (SED), geconfronteerd met een spontane, moeilijk te controleren jeugdbeweging. De Oost-Duitse leeftijdgenoten van de West-Europese protestgeneratie, grofweg tussen 1938 en 1950 geboren, baarden de partij grote zorgen. De Oost-Duitse geheime dienst, de Stasi, had aanwijzingen dat het socialistisch bewustzijn onder de jeugd schrikbarend afnam. De jongeren kleedden zich anders, hun haren werden langer en ze toonden enthousiaste belangstelling voor westerse popmuziek. “De jeugd in de DDR vormt in het systeem van de psychologische oorlogsvoering een speciaal aanvalsdoel”, analyseerde ze in een van haar rapporten. “De westerse vijand was er op uit de jeugd van de DDR van de invloed van de socialistische ideologie te isoleren”.
In het voorjaar van 1965 begon de partij onder bezielende leiding van de toenmalige jeugdleider Erich Honecker een campagne tegen de opstandige jeugd, die in september en oktober van dat jaar onder andere resulteerde in een volledig verbod op gitaargroepen in Leipzig, het bolwerk van de Oost-Duitse beat-scene. De confrontatie tussen 2500 jongeren en een grote politiemacht, die op 31 oktober 1965 op de maatregelen volgde, ging als de Leipziger Beat-Opstand de DDR-geschiedenis in.
Niet alleen de jeugd boezemde de SED een bijna panische angst in. Een andere categorie vormden de kritische intellectuelen en kunstenaars. De fysicus en parlementslid Robert Havemann uitte in zijn colleges aan de Humboldt Universiteit voor een jaarlijks groeiend aantal studenten kritiek op het dogmatische karakter van het Oost-Duitse socialisme, hetgeen hem in 1964 zowel zijn professoraat als zijn partijlidmaatschap kostte. Ook schrijvers en filmregisseurs verkenden in de eerste helft van de jaren zestig de grenzen van de artistieke mogelijkheden in de DDR. Het resultaat was een periode van culturele bloei. In de literatuur werd de maatschappelijke ontwikkeling door auteurs als Volker Braun, Stefan Heym en Christa Wolf diepgaander en kritischer beschreven dan voorheen. Ook in de filmstudio’s ontstonden juweeltjes als Der Spur der Steine van regisseur Frank Beyer, die uiteindelijk pas na 1989 volop in de bioscopen bewonderd konden worden.
In december 1965 besloot het Centraal Comité van de SED korte metten te maken met de gevreesde tendens tot liberalisering. Vooral de traditionele Angstgegner van de machthebbers, de intellectuelen en de jongeren, moesten het ontgelden. Kritische schrijvers kregen een publicatieverbod, de zanger Wolf Biermann mocht zijn venijnige liederen niet meer ten gehore brengen, theaterstukken mochten niet meer worden opgevoerd en de helft van de jaarproductie van de staatsfilmstudio DEFA werd als partij- en staatsvijandig verboden. Bovendien werd ruim een maand na de Leipziger Beat-Opstand afgerekend met de popmuziek. “In Halle bestaat een beatgroep, die zich ‘Colorado’ noemt, hoewel geen van de leden Engels spreekt”, schamperde een hoge partijfunctionaris, waarop alle groepen met een Engelse naam van hogerhand een Duitse naam kregen. De groep ‘Team Four’ moest voortaan als ‘Thomas Natschinski und seine Gruppe’ op tournee.
De in 1961 gebouwde Berlijnse Muur maakte een uitstapje naar de West-Berlijnse Kurfürstendamm onmogelijk, maar door de westerse radio en televisie was de Oost-Duitse generatie van 1968 zeer goed geïnformeerd over de culturele en politieke ontwikkelingen in het westen. De nieuwste hit van de Rolling Stones was daardoor onmiddellijk in de DDR bekend. maar ook de studentenrevoltes in West-Berlijn en Parijs konden zo op de voet worden gevolgd. Annette Simon (1952), de dochter van de Oost-Duitse schrijfster Christa Wolf, herinnert zich bijvoorbeeld hoe ze door een televisie-interview onder de indruk van de West-Berlijnse studentenleider Rudi Dutschke raakte. Zijn gedreven politieke stijl en zijn slobbertrui maakte daarbij overigens meer indruk dan zijn marxistische theses, die ze al wel kende van het vak Staatsbürgerkunde op school.
Het was typerend voor de Oost-Duitse jongeren dat ze weliswaar de buik vol hadden van het eigen socialistische regime, maar slechts zelden antisocialistisch argumenteerden. Het West-Duitse systeem, met voormalige nazi’s als bondskanselier Kiesinger aan de top, was voor de antifascistisch opgevoede Oost-Duitse jeugd geen alternatief. Het was mede daardoor dat Tsjechoslowaakse pogingen het socialisme te democratiseren zoveel Oost-Duitse harten sneller deden kloppen. Duizenden Oost-Duitsers reisden in 1968 naar de Tsjechische hoofdstad om de sfeer van de Praagse Lente te proeven. Ook in Stasi-rapporten uit die tijd wordt veelvuldig melding gemaakt van solidariteit van arbeiders en studenten met de hervormingsbeweging in het buurland. Toch vonden de Tsjechoslowaakse hervormingspogingen nauwelijks navolging in Oost-Duitsland. Partij en Stasi hadden de wind er goed onder. De kritische kunstenaars waren de culturele kaalslag van drie jaar eerder nog niet te boven en sporadische protesten werden meedogenloos de kop ingedrukt, zoals in mei 1968 bij de afbraak van de 750 jaar oude universiteitskerk in Leipzig.
De inval van troepen van het Warschau Pact op 21 augustus 1968 werd het trauma van de Oost-Duitse ‘achtenzestigers’. De bevolking in de DDR reageerde gelaten op de gebeurtenissen in Praag. De droom van een socialisme met een menselijk gezicht was vervlogen. Ze moesten het tot 1989 stellen met een verstard socialistisch regime met stalinistische trekken. Op straat bleef het rustig. Een toeriste vertelde de West-Berlijnse radio na een bezoek aan Oost-Berlijn dat haar zelfs geen groepjes krantlezende of discussiërende mensen waren opgevallen. Toch informeerden de Oost-Duitsers zich goed, maar dan thuis bij de West-Duitse radio. Protesten tegen de inval in Tsjechoslowakije kwamen voor het overgrote deel van jongeren, die de militaire actie het socialisme onwaardig vonden. Het feit dat alles erop wees dat dertig jaar na 1938 opnieuw (Oost-)Duitse troepen Tsjechisch grondgebied hadden betreden verergerde het trauma. Pas na 1989 is duidelijk geworden dat het Oost-Duitse leger slechts ondersteuning aan de binnenvallende troepen verleende, maar uit de propaganda van de regering-Ulbricht bleek niets van zo’n terughoudende opstelling.
Na augustus 1968 versterkte de partij de controle op de Oost-Duitse maatschappij. Steeds meer Oost-Duitsers trokken zich terug in de eigen huiselijke kring en pasten zich omwille van hun carrière aan de maatschappelijke omstandigheden aan. De ontwikkeling van een bescheiden ‘ondergrondse’ oppositie in de jaren zeventig en tachtig was echter niet te voorkomen. Anders dan in andere Oost-Europese landen bleef de Oost-Duitse oppositie na 1968 vanuit een socialistisch perspectief opereren. De idealen van 1968, de hoop dat het socialisme ten goede veranderbaar zou zijn, bleven tot in de jaren tachtig geconserveerd. Door de Glasnost en de Perestroika van Michail Gorbatsjov kwam de geest weer uit de fles. Terwijl de Oost-Duitse gerontocratie de ontwikkelingen in de Sovjetunie afwees richtten de veertigers, geboren tussen pakweg 1938 en 1950, de burgerrechtsgroepen op, die voor het SED-regime het begin van het einde zouden betekenen. In de demonstratiegolf, die eind 1989 over de DDR vloeide, had de retoriek van de Praagse Lente aanvankelijk een prominente plaats. “Leve de Praagse Lente”, scandeerden de demonstranten in november in Leipzig, voordat ze zich van de mogelijkheden van de Duitse Eenheid bewust werden. Daarmee stierven de idealen van de Oost-Duitse generatie van 1968 definitief.
Erik de Graaf
PS: dit artikel verscheen een kwart eeuw geleden in een Actueel Dossier in het tijdschrift Spiegel Historiael. Magazine voor geschiedenis en archeologie (jaargang 33) nummer 5, mei 1998, pp. 188-190.
De twee foto’s zijn geplaatst met vriendelijke toestemming van de Robert Havemann Gesellschaft in Berlijn. Als onderschrift stuurde Christoph Ochs volgende tekst mee: “Twee jongeren uit de DDR willen de Praagse Lente van dichtbij meemaken en worden daar meegesleurd in de maalstroom der gebeurtenissen. Ze fotograferen de inval van de troepen van het Warschau Pact in Praag. Op avontuurlijke manier komen ze terug in de DDR, waar ze aan de grens worden aangehouden en verhoord“. De tekening werd gemaakt door de van oorsprong Oost-Duitse kunstenaar Uli Schaarschmidt.