De laatste reis van Matthias Domaschk
Op 5 januari 1982 woonde ik in Jena, een broeinest van verzet in de DDR, een discussieavond in de Junge Gemeinde bij. Keine Moneten für Raketen (“geen poen voor raketten”) was het thema. Een paar dagen later schreef ik in de trein naar huis een kort verslag van de discussies en bewaarde het keurig voor later. Een jaar of tien na mijn bezoek aan Jena stuurde mijn vriend Gerold “Hilli” Hildebrand me een ander verslag, dat hij in het archief van de Stasi over dezelfde discussieavond had gevonden. “Tijdens de avond was ook een Hollander aanwezig”, rapporteerde de dominee aan de gevreesde Oost-Duitse geheime dienst. “Von diesem war nur der Vorname Erik bekannt”.
Het was voor mij een avond om nooit te vergeten. Halverwege de avond werd er spontaan geld voor Polen ingezameld. Het was tenslotte slechts een paar weken na de staatsgreep van generaal Jaruzelski op 13 december 1981. “Munten en bankbiljetten vliegen over de tafel de asbak in”, lees ik in mijn verslag. “GEEN GELD VOOR DE MILITAIRE DICTATUUR, wordt er geroepen”. Het werd laat. We bleven met een klein groepje achter. Er werd flink gedronken. Ik maakte die avond vrienden, die ik nog steeds af en toe ontmoet. De stemming was bedrukt. Door Polen? Ja, ook. Maar ik voelde dat er die avond een persoon ontbrak.
Driekwart jaar eerder was hun vriend Matthias Domaschk in een Stasigevangenis in Gera om het leven gekomen. Nog geen 24 jaar oud. Twee dagen eerder was hij met een vriend met de trein naar Berlijn vertrokken. Doel was een verjaardagsfeestje, maar tot zijn dodelijke pech vond dat weekend ook het Tiende Partijcongres van de Sozialistische Einheitspartei Deutschland (SED) in de hoofdstad plaats. Uit angst voor verstoring van het partijcongres werden Matz en Peter “Blase” Rösch door de Stasi uit de trein gehaald en voor verhoor naar Gera overgebracht. Daar stierf hij na urenlange verhoren onder lange tijd onopgehelderde omstandigheden.
Een paar weken geleden kwam er een dik boek uit met de titel ‘Jena-Paradies. Die letzte Reise des Matthias Domaschk’. Daarin reconstrueert Peter Wensierski de drie dagen van arrestatie tot aan de dood minutieus. De journalist worstelde zich door vele meters archieven heen, interviewde honderden vrienden van Matz en sprak met tientallen Stasi-medewerkers. Het 365 pagina’s dikke boek leest als een roman. Tussen de verhoren op het station van Jüterbog en in de Stasigevangenis in Gera door vertelt Wensierski het leven van Matz en de geschiedenis van de oppositie in Jena. Het lijkt alsof het leven nog één keer als een film aan Domaschk voorbijflitst.
Blase en Matz werden van vrijdag tot zondag urenlang verhoord, dag en nacht. De eerste bleef stoïcijns, zoals ik hem vanaf die avond in Jena kende. Matz had het moeilijk en sloeg door tijdens de verhoren. Vermoeid, geïntimideerd en onder dreiging van een jarenlange gevangenisstraf ondertekende hij een verklaring om zijn vrienden voor de Stasi te bespioneren. Alsof hij zijn vrienden tegen hemzelf wilde beschermen hing hij zich kort voor zijn vrijlating op. Het was zondagmiddag 12 april 1981 om een uur of twee. Heet dat zelfmoord? “Het enige dat voor mij bepalend was”, zegt een vriendin van Matz mooi in het boek, “was de plek en dat hij niet vrijwillig naar die plek is toegegaan.”
Die avond in januari 1982 was Matz er dus niet meer bij. Toch was hij zo voelbaar aanwezig dat ik hem als een vriend ben gaan beschouwen, die ik elk jaar op 12 april even herdenk. Matz’ vrienden zijn mijn vrienden geworden. Eerst op die avond in Jena. Later vaak in West-Berlijn, waar veel van hen in de jaren daarop terechtkwamen omdat de grond in Jena te heet onder hun voeten werd. Door het boek van Wensierski heb ik de hele geschiedenis nog eens in een paar leesdagen beleefd. Literaire non-fictie op zijn best, hoewel de historicus in mij graag meer bronnen, literatuurverwijzingen en een personenindex zou hebben gezien. Het is hem vergeven. Ik kijk uit naar de verfilming.
Erik de Graaf
PS: ik schreef dit bij wijze van recensie van Peter Wensierski, Jena-Paradies. Die letzte Reise des Matthias Domaschk (Berlijn, 2023) en natuurlijk omdat het 12 april is.
De foto’s bij dit stuk komen uit het boek.