De odyssee van Erwin Jöris door twee dictaturen
Vooraf: op 17 november 2013 overleed Erwin Jöris op 101-jarige leeftijd. Ik ontmoette hem een paar keer in Berlijn en Keulen en schreef in 2005 een artikel over hem voor de Geassocieerde Pers Diensten (GPD). Lees het artikel van toen alsof u een jaar of twintig jonger bent. Dan kan Erwin Jöris 93 blijven en op scholen blijven waarschuwen voor de gevaren van dictaturen.
De 93-jarige Duitser Erwin Jöris ervoer de regimes van Hitler en Stalin aan den lijve. In 1933 werd hij door de nazi’s in een concentratiekamp opgesloten en in 1955 door de sovjets uit de goelag ontslagen. In de tussentijd zat hij in Duitse én Russische gevangenissen en diende hij vijf jaar in de Wehrmacht. “De ene dictatuur was bruin, de andere rood, maar verder merkte ik nauwelijks verschil.” Nog steeds vertelt hij scholieren over zijn ervaringen onder de gewelddadigste regimes van de twintigste eeuw.
Jöris werd in 1912 geboren en groeide op in het Berlijn van de Eerste Wereldoorlog en de Republiek van Weimar. Op vijftienjarige leeftijd werd hij lid van de Duitse communistische jeugdbeweging, waarin hij de keiharde strijd met de nazi’s van dichtbij meemaakte. Als negentienjarige werd hij voor het eerst gearresteerd. Door zijn leeftijd kwam hij er genadig vanaf met een voorwaardelijke straf. Twee jaar later niet meer. Hitler was nog geen twee maanden aan de macht of Jöris werd opnieuw opgepakt.
Concentratiekamp Sonnenburg
Jöris’ odyssee door twee dictaturen begon in het concentratiekamp Sonnenburg, tachtig kilometer ten oosten van Berlijn. “Ik behoorde met 700 anderen tot de eerste gevangenen van dit kamp. In het begin wekten de nazi’s de indruk dat het om een normaal strafkamp ging, maar het ging er hard aan toe”. In juli 1933 kwam een buitenlandse delegatie het kamp inspecteren, waarvoor het eerst keurig werd opgeruimd. Op een vraag naar het kampleven verwees medegevangene Carl von Ossietzky, die een jaar later de Nobelprijs voor de literatuur won, naar de tijd van de heksenvervolgingen. “Dat moest hij zwaar bezuren”, herinnert Jöris zich. “Na het vertrek van de delegatie werd Von Ossietzky dagenlang gemarteld. Toen ik hem terugzag herkende ik hem nauwelijks meer”.
Eind 1933 werd Jöris plotseling uit Sonnenburg vrijgelaten. Daarvoor moest hij wel schriftelijk verklaren dat hij zich niet meer met communistisch verzet bezig zou houden. “Waarom zou ik dat niet doen”, dacht ik toen, “ik hoef me er toch niet aan te houden?”
Naar het arbeidersparadijs
Terug in Berlijn moest Jöris zich regelmatig op het politiebureau melden. Eerst hield hij zich politiek koest, maar na verloop van tijd nam hij voorzichtig contact op met zijn oude kameraden. “Mijn haat tegen Hitler was in Sonnenburg alleen maar gegroeid”. Na enkele maanden kreeg hij van ondergrondse partijleiding te horen dat hij zich moest opmaken voor een reis naar Moskou. Hij zou daar politiek geschoold worden om na de val van het nationaal-socialisme weer in Duitsland te worden ingezet. “Ik geloofde toen heilig in het communisme. De Sovjetunie was voor mij het land van de vrijheid. Met de reis ging een droom in vervulling”.
Het leven in Moskou deprimeerde Jöris al snel. De buitenlandse communisten konden zich niet vrij door de stad bewegen en moesten goed op hun woorden letten om geen slachtoffer van de stalinistische vervolging te worden. “Ik verwachtte in het ‘vrijste land op aarde’ aan te komen, maar er heerste een kadaverdiscipline, zoals ik later alleen nog maar in de Wehrmacht heb meegemaakt”. De Sovjetunie bleek allesbehalve het beloofde arbeidersparadijs. Tijdens een stage in de Oeral leerde Jöris het werkelijke leven kennen. In een fabriek zocht hij veel contact met de Russische arbeiders. “Wat je ons vertelt over Duitsland is allemaal verschrikkelijk, vertelden ze me ’s avonds bij de wodka, maar hier is het niet beter. Kijk eens op het station in Moskou naar de treinen naar het oosten. Daar hangt altijd een gevangenenwagon achter”.
In juli 1937 werd Jöris naar Moskou teruggeroepen. “Daar kreeg ik te horen dat mijn verblijfsvergunning was verlopen en niet verlengd zou worden. Om in het land te kunnen blijven moest ik het Russisch staatsburgerschap aanvragen”. Maar inmiddels had hij inderdaad gevangenen naar Siberië zien vertrekken en waren tientallen Duitse communisten door Stalins geheime dienst gearresteerd. “Ik zegde mijn partijlidmaatschap op en verdween ondergronds”, vertelt Jöris. “Dat was levensgevaarlijk. Als ik gepakt was hadden ze me naar Siberië gebracht. Toen bedacht ik dat ik net zo goed naar een Duits kamp kon gaan”. Hij koos ervoor een paspoort aan te vragen bij de Duitse ambassade om de Sovjetunie te kunnen verlaten. In de stille hoop onderweg naar Tsjechoslowakije te kunnen vluchten.
Jöris kreeg zijn Duitse paspoort, maar voor hij kon vertrekken werd hij in augustus 1937 gearresteerd en in de beruchte Lubjanka-gevangenis ondergebracht. Acht maanden later, in april 1938, werd hij over de grens naar Polen gezet. Een vluchtpoging naar Praag zat er niet in, omdat hij vanaf de Russisch-Poolse grens door de Gestapo in de gaten werd gehouden. “In Berlijn werd ik al op het station gearresteerd. Nu moest ik me ineens verantwoorden voor communistische activiteiten, terwijl ik net acht maanden in Moskou had gehoord dat ik een fascist was.” In 1939 werd Jöris vrijgesproken van hoogverraad, maar een vrij burger werd hij daarmee niet. Tweemaal per week moest hij zich bij de politie melden, net als vijf jaar eerder.
In 1940 werd Jöris opgeroepen voor de Wehrmacht en in 1941 moest hij weer naar het oosten. “Ik had helemaal niets tegen het Russische volk en vond het verschrikkelijk daar te moeten vechten. Maar ik moest, ik had geen keuze”. Zijn tweede verblijf in de Sovjetunie duurde tot begin 1945, maar werd al snel gevolgd door een derde. Nu in krijgsgevangenschap in de buurt van Moskou. Na een jaar keerde de Duitse soldaat Erwin Jöris terug in Berlijn.
Vierde bezoek aan Sovjetunie: Vorkoeta
Erwin Jöris keerde in 1946 terug naar de Russische zone van Berlijn, waar de socialistische DDR werd voorbereid. In 1946 ontmoette hij Gerda, met wie hij in 1949 trouwde. “Kort na ons huwelijk vroeg mijn zwager ons mee te gaan naar Düsseldorf. Dat hebben we toen niet gedaan. Dat was een blunder. De communisten waren nog niet klaar met me. In december 1950 werd ik opnieuw gearresteerd.”
Beschuldigd van spionage en verraad werd Jöris in 1951 veroordeeld tot 25 jaar werkkamp. “Dat je grote bek in Siberië mag dichtvriezen”, voegde de Russische militaire rechter fijntjes aan de veroordeling toe. Voor de vierde keer moest hij naar de Sovjetunie. Dit keer als dwangarbeider naar Vorkoeta in het uiterste noorden van de Sovjetunie. Honderduizenden Russische en Duitse dwangarbeiders, waaronder 10.000 politieke gevangenen uit de DDR, werden daar in kolenmijnen tewerkgesteld. “De arbeidsomstandigheden waren verschrikkelijk”, herinnert Jöris zich. “Eerst moesten we bij 40 tot 50 graden vorst een koelhuis bouwen. Later mocht ik in een kolenmijn werken, waar de temperatuur in ieder geval een stuk draaglijker was”. Na Stalins dood in maart 1953 werd het regime in de werkkampen milder. Kleine gebeurtenissen wezen op veranderingen. “In 1954 mocht ik bijvoorbeeld voor het eerst een kaartje naar huis sturen. Ik geloofde er niets van dat het in Berlijn aan zou komen, maar het werd het eerste levensteken voor mijn vrouw sinds vier jaar.”
Voorlichting aan scholieren
Eind 1955 keerde Erwin Jöris terug naar Oost-Berlijn. Met zijn vrouw besloot hij de DDR onmiddellijk te verlaten. In Keulen kregen ze een eenvoudige driekamerflat toegewezen, waar hij nu alleen woont sinds zijn vrouw vorig jaar overleed. “In 1956 begon voor mij het echte leven”, zegt Jöris nu. “Voor het eerst merkte ik dat het leven ook andere kanten had dan gevangenschap, oorlog en dwangarbeid. Kort na mijn aankomst in Keulen vroeg iemand me of ik niet wilde werken in een koelhuis. Man, ik kom net uit een heel groot koelhuis, zei ik. Van Vorkoeta had de man nog nooit gehoord, maar ik heb wel tot mijn pensionering in 1976 bij hem gewerkt”.
Sinds 1990 vertelt Jöris op scholen over zijn ervaringen onder twee dictaturen. “Ik voel me verplicht de jeugd te leren dat een dictatuur niet plotseling opkomt. Het gaat erom de ontwikkelingen goed in de gaten te houden en op tijd te handelen”. Volgende week reist hij naar München voor een scholenproject. “Ik was nog nooit in Nederland”, zegt hij, “maar als er belangstelling bestaat kom ik graag”.
Erik de Graaf