De tuinbaas van het Poptaslot
Op een maandagmiddag om één uur hebben we afgesproken. Tuinbaas Jan Kuppens keert net terug van zijn middagpauze. Vanaf de kerk van het Friese Marssum wandelt hij over de Slotleane naar de poort van het Poptaslot. Een enthousiaste rondleiding door de tuinen van het landgoed volgt.
De oorsprong van het Poptaslot in Marssum ligt in de dertiende eeuw, vertelt Jan Kuppens als we langs het slot naar zijn tuinen lopen. Eerst was het alleen een stenen toren, die aan het eind van de Middeleeuwen door oorlogsgeweld werd verwoest. Vanaf 150 bouwde het Friese geslacht Heringa op dezelfde plek een nieuw steenhuis met zaal (een stins in het Fries). Vijf generaties bewoonden de Heringa State. Tot het pronkstuk door overerving in bezit kwam van de Eysinga’s. Die verkochten de stins in 1687 aan de Leeuwarder jurist Henricus Popta.
Popta had rechten gestudeerd in Franeker en werkte daarna zijn leven lang aan het gerechtshof van Leeuwarden. Hij woonde ook in de provinciehoofdstad, maar verruilde de ongezonde, stinkende stadslucht ’s zomers liever voor het frissere Marssum.
De welgestelde Popta had een sociaal hart. In 1711 liet hij een vrouwengasthuis bouwen, vlak naast zijn slot. Door zijn overlijden maakte hij de opening van de 26 kamers “met kookkachel en voorraadkast” niet mee. Maar in zijn testament had hij nauwkeurig vastgelegd dat alleenstaande vrouwen van alle leeftijden en religieuze gezindten welkom waren. Bij testament was ook geregeld dat de bewoonsters zakgeld ontvingen en jaarlijks het vlees van twee vetgemeste koeien mochten verdelen. Als tegenprestatie voor de kost en inwoning moesten ze de houten kasten in het Poptaslot in de was zetten.
Popta eiste bovendien per testament dat het Poptaslot zelf na zijn dood nooit meer bewoond mocht worden. Het slot, de tuinen en het vrouwengasthuis moesten voortaan worden beheerd door een viertal voogden. In de loop van drie eeuwen toetsten zestig welgestelde Friese heren de dagelijkse praktijk aan Popta’s testament. Wekelijks ontvingen ze als beloning voor hun onbezoldigde bestuurswerk groenten, fruit en bloemen uit de tuin. Dat gebeurt tot op de dag van vandaag. Voor het praktische onderhoud stelden de voogden een slotbewaarder en een tuinbaas aan.
Jan Kuppens is de elfde tuinbaas sinds 1762 in dienst van de voogden. Twintig jaar werkte de Brabander als eerste tuinman, maar in 2006 werd hij als tuinbaas verantwoordelijk voor het tuinonderhoud en voor het bewaken van het cultuurhistorische karakter van de tuinen. Precies zoals het Gilde van Tuinbazen het omschrijft. Met een tuinman en een stagiaire verzorgt hij de siertuin rond het slot en de boomgaard bij het gasthuis.
Trots laat Kuppens zijn werkterrein zien. Hij leidt me door de kas met exotische vruchten, zoals bananen, vijgen en ananas. Een kas verder worden duizenden eenjarige planten opgekweekt, die later een plek krijgen in de siertuin bij het slot. In de slottuin vertelt hij over het romantische tuinontwerp van Lucas Pieters Roodbaard uit 1840, dat aan het begin van de twintigste eeuw werd vervangen door een geometrisch ontwerp van Willem Cornelis de Groot. Alleen de imposante honderdtachtig jaar oude kastanje van Roodbaard staat nog te pronken. Via het vrouwengasthuis belanden we in de boomgaard met tientallen fruit- en notenbomen. Langs de groentekassen met oude, bijna verloren gegane Friese gewassen als de Koudumer bloemkool komen we tenslotte weer bij het beginpunt van de rondleiding, de poort van het Poptaslot. Het is een parel in Marssum, op een steenworp afstand van Leeuwarden. We nemen afscheid. De tuinbaas moet weer aan het werk.
Erik de Graaf
Ik schreef in 2019 drie bijdragen voor het tijdschrift Buit. Toen werd het opgeheven 🙂 De foto’s bij dit stukje maakte ik zelf. Voor het tijdschrift werden het slot en de tuinbaas gefotografeerd door Corné Bastiaansen. Meer info over het slot vindt u op de website van het Poptaslot.