Met levensernst in de ziel

Met levensernst in de ziel

“Kloas, Kloas! Wat hest doe mit mien geld doan?” Mijn schoonvader hoorde het zijn grootmoeder ’s nachts verzuchten, vertelt hij vaak. Een jaar of dertien was hij, hooguit veertien. Het waren de oorlogsjaren in Rotterdam. Hij sliep in de kamer naast die van zijn oma, slechts gescheiden door een schuifdeur met veel glas. Geld? Hoe was oma Epke aan geld gekomen? En wat had Klaas Jansen ermee te maken? Ik ging op onderzoek uit (EdG, 2022).

Dominee Jelte Nederhoed (1834-1897) van de gereformeerde kerk in Middelstum
Epke Toren was rond 1895 met dominee Nederhoed op kuur in het Zwitserse Lausanne. Ze werd er geportretteerd door fotograaf Oswald Welti.
Portret van Epke Toren en Klaas Jansen in Ulrum rond 1905

Het begon in Middelstum. Daar werd Epke Toren in juli 1866 in de Grachtstraat geboren als dochter van kleermaker Pieter Jans Toren en zijn vrouw Anje. Toen Epke vier was overleed haar moeder, 31 jaar oud. Haar vader hertrouwde in 1871, werd opnieuw weduwnaar. En later nog tweemaal. Met haar zus groeide Epke op bij kleermaker Toren, die godsvruchtig en diepgelovig kerkte bij de gereformeerden in het dorp.

Na de Afscheiding in 1834 verlieten de gereformeerden de grote Hervormde Kerk van Middelstum. Ze hielden hun diensten in schuren en woonhuizen. Veldwachter Luinge maakte in 1835 een rapport op van illegale kerkdiensten bij bakker Schuring. Pas in 1840 verbouwden ze een schuur in de Grachtstraat tot een sober kerkgebouw, drie huizen verwijderd van het kleermakersgezin Toren. De kerk van de “kleine luyden”, van het gewone volk, groeide flink. De notabelen bleven achter in de grote Hervormde Kerk. In Middelstum verliep de Afscheiding niet anders dan elders.
Het werd wel anders. In 1868 kwam dominee Jelte Nederhoed naar Middelstum. Een man van de streek. Geboren in Loppersum in 1835 als zoon van de schoenmaker. Al jong moest Nederhoed aan het werk, zoals dat paste bij zijn bescheiden afkomst. Eerst werkte hij bij boeren, later als knecht bij een notaris. Op zondagen wandelde het gezin Nederhoed tweemaal op en neer naar Garrelsweer voor de gereformeerde kerkdiensten. Drie kilometer heen en drie weer terug. In Garrelsweer zag dominee Nieboer het theologische talent van de godvruchtige jongeman en bereidde hem voor op een theologische studie. Op zijn zesentwintigste ging Jelte Nederhoed studeren. Een schoenmakerszoon aan de Theologische Hogeschool in Kampen. Dat was een zeldzaamheid. Hij stond er bekend als een serieuze student, maar ook als feestnummer. In zijn laatste studiejaar werd hij voorzitter van het studentenkorps in Kampen.
In 1865 trouwde Jelte Nederhoed met de twintig jaar oudere weduwe Rinske Nauta. Ze was de dochter van vermogende Friese reder. Het verhaal gaat dat Nederhoed beloofde voor een vriend een afspraakje met haar te regelen, maar zo onder de indruk raakte dat hij haar zelf vroeg.

Drei moal honderd doeznd

Na zijn afstuderen werd Nederhoed predikant in Heerenveen. Hij trok zoveel nieuw kerkvolk aan dat het kerkgebouw moest worden uitgebreid. Dat viel op. Al snel kon hij kiezen waar hij zijn carrière wilde vervolgen. Hij koos voor de Gereformeerde Kerk in Middelstum. Dicht bij huis in Loppersum, maar ook vertrouwd, omdat hij er als student een paar keer had gepreekt.
Bij zijn komst naar Middelstum trof het domineesechtpaar het kleine, sobere kerkgebouw in de Grachtstraat aan. Dat moest anders, vonden ze. Dominee Nederhoed wist van aanpakken. Al op zijn eerste kerkenraadsvergadering werd besloten tot de bouw van een nieuwe kerk met pastorie op het terrein van de oude Asingaborg. In mei 1869 werd de eerste steen gelegd, in januari 1870 werd de kerk in gebruik genomen. Een aannemer uit Sneek nam de klus aan voor 26.000 gulden, inclusief 8.500 voor de pastorie. Een vijfde deel werd betaald door Nederhoed en zijn vrouw. Een fors bedrag voor die tijd, maar hun draagkracht was ook fors. “Hai haar wel drei moal honderd doeznd”, ging het gerucht door het dorp. Nederhoed dacht groot. Er pasten zeshonderd kerkgangers in de nieuwe kerk. Ook de pastorie was bovenmaats, evenals de latere gereformeerde lagere school. De gereformeerden lieten zich zien in Middelstum. Niet alleen door de afmetingen van de nieuwbouw, maar ook door de centrale ligging in het dorp. Dat was opmerkelijk. Meestal ontstonden de gereformeerde kerkgebouwen aan de randen van dorpen, op gepaste afstand van de vaak middeleeuwse Hervormde Kerk. Nederhoed liet zijn kerk niet naar de periferie dwingen.

Geboortehuis van Epke Toren in de kleermakerij van Pieter Toren in de Grachtstraat in Middelstum
Met levensernst in de ziel

Levensernst

De kleine Epke Toren was een jaar of vier toen ze met haar ouders en haar zus in de nieuwe kerk zat en naar dominee Nederhoed luisterde. Vanuit die kerk zal haar moeder in oktober 1870 naar haar graf zijn gebracht. Jarenlang bezocht ze trouw de zondagse diensten, met haar vader en haar stiefmoeder. Als tiener werd ze aangenomen als dienstmeisje in de reusachtige pastorie van Nederhoed. Ze woonde intern op de bovenverdieping. Vanuit het raam zag ze schuin aan de overkant van de Grachtstraat de kleermakerij.

Dominee Nederhoed was een markante verschijning. Hij was groot en sprak met luide stem, ernstig maar ook in grappen en grollen. Een collega-predikant meldde “dat er levensernst in zijn ziel woonde”. Blijkbaar werd daar weleens aan getwijfeld. Sommigen vonden hem een spotvogel. In de omgang was hij sociaal en gemakkelijk benaderbaar. Hij had “grote kanselgaven”, heette het, en was charismatisch. Waar hij kwam kreeg hij de aandacht. Ook buiten Middelstum was hij een graag geziene gast. In 1872 hield hij de feestrede ter gelegenheid van de 200e herdenking van het Gronings Ontzet. Toen in 1875 in Leens een Lagere School op gereformeerde grondslag werd geopend hield Nederhoed een toespraak. Eenkennig was hij niet. In 1880 sprak hij voor de liberale Maatschappij tot Nut van het Algemeen in Uithuizermeeden over de sociale kwestie. In zijn tweespan reisde hij door de provincie. Bij de bouw van de pastorie was al rekening gehouden met het vervoersmiddel en de paarden van de dominee.
Tot ver buiten Groningen was Nederhoed bekend. Als bestuurder van de Landelijke Gereformeerde Synode of als penningmeester van de Theologische Hogeschool in Kampen. Regelmatig kwam er hoog bezoek voor Nederhoed naar Middelstum. Paul Kruger bijvoorbeeld, de president van Zuid-Afrika. Of Abraham Kuyper, de oprichter van de Anti Revolutionaire Partij in 1879. Nederhoed was een graag geziene steunpilaar van de gereformeerde zuil.

Epke Toren organiseerde het huishouden in de pastorie. Ze hield de boel schoon, zorgde voor het eten en maakte de bedden op voor het hoge bezoek. Een dieptepunt in het leven in de pastorie was het overlijden van de domineesvrouw in 1890. Haar dood deed de gezondheid van de dominee geen goed. Hij werd ziek en was lang niet in staat tot werken. Een paar keer ging hij om aan te sterken naar een sanatorium in Zwitserland. Zijn dienstbodes gingen mee. De dominee bloeide weer op. Hij plande zelfs weer een huwelijk…, met Epke Toren. Maar voordat het zover kwam overleed hij plotseling in oktober 1898, op 63-jarige leeftijd. Vijf dagen later werd hij begraven, onder grote belangstelling uit het hele land.

De Gereformeerde Kerk in Ulrum (1901)

Broeder Jansen

De toekomst van Epke Toren was plotseling ongewis. Een streep door haar huwelijk. In de pastorie kon ze als “ongetrouwde weduwe” niet bij de nieuwe dominee blijven. Er werd een nieuwe bestemming voor haar gezocht. In 1899 trouwde Epke Toren in Ulrum met de 30-jarige Klaas Jansen. Hij was weduwnaar en woonde met zijn dochter in de Kerkstraat. En Jansen was een gereformeerde broeder. Dat paste goed.
Bovendien bracht Epke Toren een forse bruidsschat mee. Uit de erfenis van Nederhoed kreeg zij als dienstbode 40.000 gulden (volgens het CBS ruim een half miljoen euro in 2021). De rijke dominee bedacht zijn personeel royaal, maar als Nederhoed een half jaartje later was overleden zou Epke Toren als wettige weduwe een veel hoger bedrag hebben geërfd. Maar ja, dan was het nooit tot een huwelijk met Klaas Jansen gekomen, waren daar nooit vier dochters uit voortgekomen en twee generaties later ook niet mijn vrouw.
Klaas Jansen was koopman in textiel. Wol, linnen, katoen, zijde en ook garen en band. Hij was na zijn huwelijk met Epke Toren in bouwzaken net zo voortvarend als Nederhoed. Van het vermogen van zijn vrouw liet hij in 1900 een woon- en winkelpand bouwen in de Marktstraat in Ulrum. Het mocht wat kosten. Het pand werd niet aanbesteed, maar per arbeidsuur betaald. Voor de balken werd duur Amerikaans grenen gebruikt. Het werd een mooie winkel, maar Jansens hart lag niet bij het wereldse textiel. De handel liet hij grotendeels over aan zijn vrouw. Zelf zette hij zich liever in voor de gereformeerde kerk. Al jong werd hij ouderling in Ulrum. Op een steen boven de deur van het nieuwe kerkgebouw uit 1901 prijkt de naam K.M. Jansen als lid van het kerkbestuur. De inzameling onder kerkleden voor de bouwkosten verliep stroef, maar ga er maar vanuit dat Jansen flink bijdroeg.
In 1907 werd Jansen geïnstalleerd als antirevolutionair gemeenteraadslid in Ulrum. De vergaderingen werden gehouden in Hotel Gemeentehuis, schuin tegenover zijn winkel. Later werd hij wethouder. Jansen was een socialistenvreter. Zijn afkeer van de Mansholts uit de Westpolder stak hij niet onder stoelen of banken. Hij trok hard van leer tegen het socialistische raadslid Wabien Mansholt-Andreae, de moeder van de latere PvdA-coryfee Sicco Mansholt. “Houdt u toch uw mondje, ik ben daarmee bezig. Bovendien vind ik het dom om zo te redeneren”, beet hij haar in 1921 in een raadsdiscussie toe.
Jarenlang was Klaas Jansen betrokken bij alle kerkelijke en politieke ontwikkelingen in Ulrum. De textielwinkel aan de Marktstraat kwam op de tweede plaats. De erfenis van Epke Toren verdampte. Halverwege de jaren twintig nam Jansens gezondheid af. Ook raakte zijn politieke rol uitgespeeld. In 1929 werd het winkelpand verkocht aan Venema, die de zaak nog in twee generaties tot 2009 voortzette. De Jansens woonden nog een paar jaar in de Noorderstraat in Ulrum. Toen de Venema’s een keer voor een bezoek werden uitgenodigd, liet Jansen van tevoren weten dat het gesprek wel over bijbelse onderwerpen moest gaan.
Halverwege de jaren dertig verhuisden Klaas en Epke Jansen naar Rotterdam, waar drie dochters woonden. Klaas Jansen overleed in 1939, Epke Toren in 1961 op 95-jarige leeftijd. In de Tweede Wereldoorlog woonde ze in het gezin van haar jongste dochter. Aan haar kant van de glazen schuifdeur prevelde ze over de verloren erfenis van dominee Nederhoed. “Kloas, Kloas!”

Erik de Graaf

Dit artikel verscheen eerder in: Blad voor Noord-Groningen (nummer 27, juni/juli 2022)

Vergelijkbare berichten