De Partij, de Partij heeft duizend ogen
Om een uur of half elf kwamen we aan in Praag, vroeg genoeg om de ons aanbevolen jazzclub aan de Moldau nog voor sluitingstijd te bereiken. Het was donker, koud en vochtig in de stad. Het centrum lag er verlaten bij en hing vol zwarte vlaggen in verband met het overlijden van Sovjet-leider Konstantin Tsjernenko vier dagen eerder. En er was geen kroeg open, ook niet onze jazzclub, waar we volgens een Oost-Berlijnse vriend altijd wel iemand zouden ontmoeten die ons onderdak wilde verlenen. Met officiële rouw op de begrafenisdag en een vervroegd sluitingsuur hadden we geen rekening gehouden. “Valt er eindelijk iets te vieren, sluiten de kroegen”, bromde Uwe.
We doolden door het centrum, speurend naar een plek waar we nog konden overnachten, maar naarmate het later werd daalden onze kansen. Tegen enen stonden we weer voor het station. Op een bankje in de hal hebben we de lange nacht zitten dommelen, veelvuldig gestoord door Tsjechische agenten, die onze paspoorten en een verklaring voor ons gedrag eisten. Al vroeg kwam de stad tot leven. In een kiosk op het Wenceslausplein verdreven we onze slaap met koffie en broodjes. Daarna pas kon ons lange weekend Praag beginnen.
Het was een onbeduidend voorval en ik zou het allang zijn vergeten als het niet mijn herinnering was geroepen door één bladzijde uit een ruim driehonderd pagina’s dik dossier, waarin de Stasi van 1985 tot 1987 contacten tussen een aantal onafhankelijk denkende Oost- en West-Europese jongeren in kaart bracht met het doel ze verder te verhinderen. “Gemeinsame Reise eines DDR-Bürgers mit einem niederländischen Bürger” luidde de prozaïsche kop boven die ene pagina, waarop majoor Schreiber van de paspoortcontrole-eenheid in Bad Schandau eind maart 1985 verslag deed aan zijn meerdere in de Bezirksverwaltung für Staatssicherheit Dresden Abteilung VI (citaat, vertaald door EdG):
“Op 13.03.85, om 21 uur reisde de DDR-burger Bastian, Uwe, met de D-379 via de Grenzübergangstelle (GüST) Bad Schandau naar Tsjechoslowakije uit”, aldus de majoor in zijn stijve Stasi-jargon. “De burger gaf bij de paspoortcontrole aan dat hij voor twee dagen als toerist naar Praag reisde. Bij inlichtingen van de burger over reisdoel en reisduur mengde de in dezelfde coupé meereizende Nederlandse burger De Graaf, Erik, zich in het gesprek en zei letterlijk: misschien gaan we ook vier dagen naar Praag. (…) Volgens Tsjechisch visum wil de burger voor vier dagen als toerist naar Tsjechoslowakije reizen. Door de Tsjechische paspoortcontrole werd bij de burger een hotelboeking voor twee personen voor drie nachten in hotel Racek vastgesteld. Beide burgers reisden alleen in de coupé und machten einen ungepflegten und unsauberen äusserlichen Eindruck. Als bagage voerde de DDR-burger een plunjezak met levensmiddelen en schone was en de Nederlandse burger een koffer met wasgoed mee”.
Op die dertiende maart 1985 waren Bastl en ik aan het eind van de middag met twee hoofden vol Charta 77-adressen van Oost-Berlijn naar Praag vertrokken. Op zoek naar jonge, kritische Tsjechen die in de zomer op een Boheemse camping met Oost- en West-Duitse en Nederlandse jongeren van gedachten wilden wisselen over oorlog en vrede, mensenrechten, milieu en het dagelijks leven in Oost en West. In een grenzeloos optimisme de Stasi om de tuin te kunnen leiden hadden we van tevoren afgesproken in de trein te doen alsof we elkaar niet kenden. Liever las ik dan zelfs nog de partijkrant Neues Deutschland met het laatste nieuws over de dood van de ‘onvolprezen Sovjet-leider’ en zijn snelle opvolging door Michail Gorbatsjov.
Jaren na dato weten we zeker dat het door majoor Schreiber beschreven gesprek niet is gevoerd. Zoals ik ook beslist geen koffer bij me had en onze herinneringen aan de doorwaakte nacht geen reserveringen voor hotel Racek aannemelijk maakten. Om over ons uiterlijk maar te zwijgen, dat was sowieso een kwestie van smaak. Die grijsgroene uniformen stonden ook bepaald niet charmant. “Soldaten sehen sich alle gleich, lebendig und als Leich”, zong Wolf Biermann. Blijft echter de vraag hoe men wist dat we wel degelijk samen naar Praag reisden. Speelden we zo slecht toneel (wat goed mogelijk is)? Of was men aan de grens al op de hoogte van onze ‘gemeinsame’ komst?
Enkele maanden later opende Oberfeldwebel Klick (het schijnt zijn echte naam en geen schuilnaam te zijn) van de Abteilung XX van de Berlijnse Stasi ondanks al onze voorzichtigheid een dossier, nadat een informant had bericht dat Bastian met vrienden werkte aan een discussiestuk voor een bijeenkomst van ‘Oost-Duitse vredesactivisten met alternatieve groepen uit het buitenland’. Kort daarop werd ook Schreibers onjuiste, maar toch zo doeltreffende pagina aan Klicks dossier toegevoegd.
Het lijkt een onschuldig en zelfs lachwekkend verslag, maar samen met andere verslagen en verklaringen van de informanten werd toch een tamelijk volledig beeld van onze activiteiten gevormd met de nadrukkelijke bedoeling bewijzen te verkrijgen van overtredingen van de DDR-wet (waaronder landesverräterische Nachrichtenübermittlung en staatsfeindliche Hetze). Ikzelf heb daarbij weinig risico gelopen, hoewel aantoonbaar is getracht ook mij in de Stasi-val te lokken. Uit angst voor een verslechtering van de relatie met Nederland zou ik hoogstwaarschijnlijk na een spannende namiddag (of maand?) naar het Westen zijn uitgewezen, zoals gebruikelijk. Mijn Oost-Berlijnse vrienden waren echter wel aan de willekeur van het systeem overgeleverd, zoals bladzijde na bladzijde uit het dossier blijkt. “Die Partei hat tausend Augen”, schreef Bertolt Brecht ooit met bewondering over de Oost-Duitse SED. Bijna 200 kilometer Stasi-archief geven hem schrikbarend gelijk.
Erik de Graaf
Dit artikel verscheen eerder in: Groniek. Historisch Tijdschrift (nr. 139; december 1997) 215-217. De foto van Brecht voor het Berliner Ensemble maakte ik in oktober 2022.